LEVENSVERHAAL
Jehovah heeft me meer gegeven dan ik verdien
Ik was nog maar zeventien en ik was een doodgewone tiener. Ik hield van zwemmen, voetballen en uitgaan met mijn vrienden. Maar op een avond veranderde mijn leven drastisch. Ik kreeg een vreselijk motorongeluk waardoor ik vanaf mijn nek verlamd raakte. Dat was zo’n dertig jaar geleden, en sinds die dag ben ik aan bed gebonden.
Ik groeide op in Alicante, aan de oostkust van Spanje. Van een gezinsleven was nauwelijks sprake, dus was ik als kind veel op straat te vinden. Dicht bij huis was een bandenreparatiewerkplaats. Ik raakte bevriend met José María, die daar werkte. Hij was heel vriendelijk en gaf me de aandacht die ik thuis tekortkwam. Als ik het moeilijk had, was hij als een broer voor me — een echte vriend, ook al was hij twintig jaar ouder.
José María onderzocht de Bijbel met Jehovah’s Getuigen. Ik kon merken dat hij van de Bijbel hield, en hij vertelde me vaak over de mooie dingen die erin stonden. Uit respect luisterde ik naar hem, ook al interesseerde het me niet echt. Ik had wel wat beters te doen. Maar daar zou al snel verandering in komen.
EEN ONGELUK VERANDERT MIJN LEVEN
Ik praat niet graag over het ongeluk. Het enige wat ik erover wil zeggen is dat ik gewoon stom en roekeloos bezig was. In één dag stond mijn leven helemaal op zijn kop. Ik veranderde van een tiener die midden in het leven stond in iemand die volledig verlamd in het ziekenhuis lag. Ik vond het heel moeilijk om die situatie onder ogen te zien. Ik vroeg mezelf vaak af: wat heeft het leven nog voor zin?
José María kwam bij me langs en zorgde er meteen voor dat Getuigen van de plaatselijke gemeente me in het ziekenhuis kwamen opzoeken. Die geregelde bezoekjes raakten me. Zodra ik van de intensive care af was, begon ik de Bijbel te onderzoeken. Ik ontdekte waarom mensen lijden en sterven, en waarom God slechte dingen toelaat. Ook leerde ik wat God voor de toekomst belooft — een aarde die gevuld is met volmaakte mensen, waar niemand zegt: ‘Ik ben ziek’ (Jesaja 33:24). Voor het eerst in mijn leven kreeg ik hoop.
Toen ik weer naar huis mocht, concentreerde ik me op het onderzoeken van de Bijbel. Met behulp van een speciale rolstoel kon ik zelfs enkele bijeenkomsten van de Getuigen bijwonen en meedoen aan hun evangelisatiewerk. Op 5 november 1988, toen ik twintig was, werd ik gedoopt in een speciale badkuip. Jehovah had me een hele nieuwe kijk op het leven gegeven. Maar hoe kon ik laten zien dat ik hier dankbaar voor was?
DOORGAAN ONDANKS MIJN HANDICAP
Ik was vastbesloten ondanks mijn handicap alles voor Jehovah te doen wat ik kon. Ik wilde vooruitgang maken (1 Timotheüs 4:15). In het begin was dat niet makkelijk, want mijn familie was tegen mijn nieuwe geloof. Maar ik had mijn geloofsgenoten, mijn geestelijke broers en zussen. Zij zorgden ervoor dat ik nooit een vergadering hoefde te missen en dat ik actief kon meedoen aan het evangelisatiewerk.
Maar na een tijdje werd duidelijk dat ik dag en nacht specialistische zorg nodig zou hebben. Na lang zoeken vond ik in Valencia, 160 kilometer ten noorden van Alicante, een geschikte instelling voor gehandicapten. Daar ben ik gaan wonen.
Ook al ben ik aan bed gebonden, ik ben vastbesloten mijn geloof met anderen te delen
Ik was aan bed gebonden, maar ik was vastbesloten me daar niet door te laten tegenhouden. Van mijn arbeidsongeschiktheidsuitkering en andere toelagen kon ik een computer kopen, die ik naast mijn bed liet zetten. Ik kocht ook een mobiele telefoon. Elke morgen zet een zorgverlener mijn computer en telefoon aan. Om de computer te bedienen, gebruik ik een joystick die ik met mijn kin beweeg. Ik heb ook een speciaal stokje dat ik met mijn mond vasthoud. Met dat stokje kan ik typen en mijn telefoon bedienen.
Hoe heeft die technologie me geholpen? Ik heb daardoor toegang tot de website jw.org en de Watchtower ONLINE LIBRARY. Ik ben zo blij met die hulpmiddelen! Ik ben vaak uren per dag bezig met studie en nazoekwerk in Bijbelse publicaties zodat ik steeds meer over God en zijn mooie eigenschappen te weten kan komen. En als ik me alleen of een beetje down voel, is er altijd wel iets op de website wat me weer opvrolijkt.
Via mijn computer kan ik naar bijeenkomsten van mijn gemeente luisteren en eraan deelnemen. Daardoor kan ik antwoord geven, bidden, een lezing houden en De Wachttoren voorlezen. Ook al kan ik die bijeenkomsten niet in de zaal bijwonen, toch heb ik het gevoel dat ik echt bij de gemeente hoor.
Met behulp van mijn telefoon en computer praat ik veel met anderen over de Bijbel. Ik kan niet zoals de meeste Getuigen van huis tot huis gaan, maar dat houdt me niet tegen. Ik kan mijn geloof met anderen delen via mijn telefoon en computer. Ik vind de telefoongesprekken zelfs zo leuk dat de plaatselijke ouderlingen me gevraagd hebben dit werk op grotere schaal te organiseren. Vooral leden van de gemeente die ook aan huis gebonden zijn, hebben hier veel aan.
Maar mijn leven draait niet om technologie. Elke dag krijg ik vrienden op bezoek. Ze nemen familieleden
of kennissen mee die interesse hebben in de Bijbel en vragen mij vaak om er met hen over te praten. Ook krijg ik weleens gezinnetjes op bezoek die me vragen of ik met hun gezinsaanbidding mee wil doen. Ik vind het vooral leuk als kleine kinderen bij me komen zitten en me vertellen waarom zij van Jehovah houden.Ik waardeer het heel erg dat ik zo veel bezoek krijg. Mijn kamer is vaak gevuld met vrienden, van wie sommigen lang gereisd hebben. Mijn zorgverleners staan natuurlijk verbaasd om al die aandacht. Elke dag bedank ik Jehovah dat ik een deel mag zijn van zo’n geweldige familie.
IK GA GEWOON DOOR
Als iemand me vraagt hoe het gaat, zeg ik: ‘Ik ben er nog, en ik ga gewoon door!’ Natuurlijk weet ik dat ik niet de enige ben die moet vechten. Alle christenen, ongeacht hun omstandigheden of beperkingen, moeten ‘de voortreffelijke strijd van het geloof’ strijden (1 Timotheüs 6:12). Wat mij heeft geholpen al die jaren door te gaan, is dagelijks bidden tot Jehovah en hem bedanken dat hij mijn leven een doel heeft gegeven. En ik probeer druk bezig te blijven met mijn dienst voor hem, terwijl ik me concentreer op de hoop voor de toekomst.
Ik denk vaak na over de nieuwe wereld en hoe het zal zijn om weer te kunnen rennen en springen. Soms vraag ik voor de grap aan mijn goede vriend José María — die aan polio lijdt — of hij dan samen met mij een marathon zou willen lopen. ‘Wie zou er winnen?’ vraag ik hem dan. ‘Dat maakt niet uit’, zegt hij. ‘Het belangrijkste is om allebei in het paradijs te komen, zodat we kúnnen rennen.’
Ik vond het niet makkelijk om met mijn handicap te leren leven. Ik weet dat ik als tiener iets stoms heb gedaan, en dat heeft me een hoop gekost. Maar ik ben Jehovah ontzettend dankbaar dat hij me niet in de steek heeft gelaten. Hij heeft me zo veel gegeven: een grote geestelijke familie, de wil om te leven, het voorrecht om anderen te helpen en een mooie hoop voor de toekomst. Om mijn gevoelens in één zin samen te vatten: Jehovah heeft me veel meer gegeven dan ik verdien.