Doorgaan naar inhoud

VOLG HUN GELOOF NA | JOB

‘Ik zal trouw blijven!’

‘Ik zal trouw blijven!’

 Hij zat op de grond, zijn lichaam overdekt met pijnlijke zweren. Zie je het voor je? Zijn hoofd gebogen, hangende schouders, helemaal alleen en nauwelijks de energie om de vliegen om hem heen weg te slaan. Terwijl hij midden in de as zat als uiting van zijn verdriet was het enige dat hij kon doen zijn aangetaste huid krabben met een potscherf. Hij had zo veel verloren, was zo diep gezonken. Zijn vrienden, buren en familie hadden hem in de steek gelaten. Hij werd belachelijk gemaakt, zelfs door kinderen. Hij dacht dat ook zijn God, Jehovah, zich tegen hem had gekeerd. Maar dat had hij verkeerd ingeschat (Job 2:8; 19:18, 22).

 Het gaat hier over Job. God zei over hem: ‘Er is niemand op aarde als hij’ (Job 1:8). Eeuwen later bezag Jehovah Job nog steeds als een van de rechtvaardigste mensen die ooit hadden geleefd (Ezechiël 14:14, 20).

 Heb jij veel moeilijkheden en problemen? Jobs verhaal kan je echt troost geven. Het kan je ook een beter begrip geven van een eigenschap die elke aanbidder van God nodig heeft: trouw. Mensen die trouw zijn aan God zijn hem zo toegewijd dat ze altijd zijn wil blijven doen, zelfs als ze het moeilijk hebben. Wat kunnen we in dit opzicht van Job leren?

Wat Job niet wist

 Het lijkt erop dat enige tijd na Jobs dood de trouwe man Mozes het verhaal van Job heeft opgeschreven. Onder leiding van God beschreef Mozes niet alleen wat Job hier op aarde overkwam, maar ook wat er in de hemel plaatsvond.

 In het begin van het verslag lees je dat Job een goed en gelukkig leven had. Hij was een rijk, bekend en gerespecteerd man en woonde in het land Uz, dat waarschijnlijk in Noord-Arabië lag. Hij gaf gul aan arme mensen en nam het op voor de zwakkeren. Job en zijn vrouw waren gezegend met tien kinderen. Bovendien was hij geestelijk ingesteld. Hij wilde niets liever dan een goede band met Jehovah, net zoals zijn verre familieleden Abraham, Isaäk, Jakob en Jozef. Net als die patriarchen fungeerde Job als priester voor zijn gezin en hij bracht regelmatig offers voor zijn kinderen (Job 1:1-5; 31:16-22).

 Plotseling verplaatst het toneel zich. We krijgen een kijkje in de hemel en komen dingen te weten die Job niet had kunnen weten. Jehovah’s trouwe engelen verschenen voor God. Toen kwam de opstandige engel Satan in hun midden. Jehovah wist dat Satan een hekel had aan de rechtvaardige Job, dus wees Jehovah Satan op Jobs getrouwheid. Satan antwoordde brutaal: ‘Het is toch niet voor niets dat Job ontzag voor God heeft? U hebt als bescherming een omheining geplaatst rond hem en zijn huis en alles wat hij heeft.’ Satan haat mensen die trouw zijn aan God. Ze laten namelijk zien dat ze met heel hun hart aan Jehovah toegewijd zijn, waardoor ze Satan ontmaskeren en bewijzen dat hij een liefdeloze verrader is! Satan bleef erbij dat Job God alleen maar diende uit zelfzuchtige motieven. Maar als Job alles zou verliezen, zo beweerde Satan, dan zou hij God recht in zijn gezicht vervloeken! (Job 1:6-11)

 Wat Job niet had kunnen weten, was dat Jehovah hem een groot voorrecht had gegeven: bewijzen dat Satan ongelijk had. Satan mocht alles wat Job had van hem afnemen. Alleen Job zelf mocht hij niet aanraken. Satan kon niet wachten om zijn sadistische plannen uit te voeren. Op één dag kreeg Job een hele reeks tragische gebeurtenissen te verwerken. Hij kreeg te horen dat hij beroofd was van zijn vee — eerst zijn runderen en ezels, vervolgens zijn schapen en daarna zijn kamelen. Erger nog, de dienaren die het vee hoedden waren gedood. Over één groep werd tegen Job gezegd dat ze gedood waren door ‘vuur van God’, mogelijk bliksem. Voordat Job ook maar kon stilstaan bij het verlies van de mensenlevens of de armoede waarin hij nu zou vervallen, kreeg hij de zwaarste klap. Zijn tien kinderen waren bij elkaar gekomen in het huis van de oudste toen een plotselinge storm het huis had getroffen, waardoor het was ingestort en ze allemaal waren omgekomen (Job 1:12-19).

 Het is nauwelijks voor te stellen hoe Job zich gevoeld moet hebben. Hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en liet zich op de grond vallen. Hij trok de conclusie: ‘Jehovah heeft gegeven en Jehovah heeft weggenomen.’ Het was Satan gelukt om de schijn te wekken dat God verantwoordelijk was voor de rampen. Toch vervloekte Job zijn God niet, in tegenstelling tot wat Satan had voorspeld. In plaats daarvan zei Job: ‘Laat de naam van Jehovah altijd geprezen worden’ (Job 1:20-22).

Job wist niet dat hij door Satan vals werd beschuldigd

‘Hij zal u zeker recht in uw gezicht vervloeken’

 Satan was woest, maar hij weigerde het op te geven. Opnieuw verscheen hij voor God op de dag dat de engelen voor God verschenen. En weer prees Jehovah Job om het feit dat hij hem trouw bleef, ondanks Satans aanvallen. Satan zei daarop: ‘Huid voor huid. Een mens geeft alles wat hij heeft in ruil voor zijn leven. Maar steek voor de verandering uw hand eens uit en tast zijn gebeente en zijn vlees aan. Dan zal hij u zeker recht in uw gezicht vervloeken.’ Satan was ervan overtuigd dat als Job maar ziek genoeg werd, hij God zou vervloeken. Maar Jehovah had vertrouwen in Job, en hij stond Satan toe om Jobs gezondheid aan te tasten. Hij mocht hem alleen niet doden (Job 2:1-6).

 Al gauw belandde Job in de toestand die in het begin werd beschreven. Stel je eens voor hoe zijn vrouw zich gevoeld moet hebben. Ze moet helemaal kapot zijn geweest van het verlies van haar tien kinderen. En nu moest ze hulpeloos toekijken hoe haar man verschrikkelijk leed. Wanhopig zei ze: ‘Blijf je nog steeds trouw? Vervloek God en sterf!’ Ze klonk niet als de vrouw die Job kende en van wie hij zo veel hield. Hij kon alleen maar zeggen dat ze praatte als iemand die haar verstand was verloren. Toch weigerde hij zijn God te vervloeken. Hij ‘zondigde niet met zijn lippen’ (Job 2:7-10).

 Wist je dat dit verdrietige, maar waargebeurde verhaal ook met jou te maken heeft? Merk op dat Satan niet alleen Job beschuldigde maar de mensheid in het algemeen. Hij zei: ‘Een mens geeft alles wat hij heeft in ruil voor zijn leven.’ Met andere woorden, Satan gelooft dat het voor niemand mogelijk is om Jehovah altijd trouw te blijven. Hij beweert dat jij niet echt van Jehovah houdt, dat je God onmiddellijk de rug toekeert als je eigen leven op het spel staat. Eigenlijk zegt hij dat je net zo egoïstisch bent als hij! Zou je zijn ongelijk willen bewijzen? Wij allemaal hebben dat voorrecht (Spreuken 27:11). Laten we weer teruggaan naar Job.

De zogenaamde vertroosters

 Drie mannen die Job kenden — het verslag omschrijft ze als vrienden of kennissen — hoorden over Jobs ellende en reisden naar hem toe om hem te troosten. Toen ze hem van een afstand zagen, herkenden ze hem eerst niet. Met zo veel pijn en zijn huid die helemaal zwart was geworden van zijn ziekte, was hij nog maar een schim van wat hij vroeger was. De drie mannen, Elifaz, Bildad en Zofar, voerden een hele show op: ze gingen luid jammeren en gooiden stof op hun hoofd. Daarna gingen ze naast Job op de grond zitten en zeiden niets. Een volle week, dag en nacht, bleven ze daar zitten zonder ook maar een woord te zeggen. Het lijkt misschien alsof ze met hun stilzwijgen Job wilden troosten, maar niets is minder waar. Ze stelden Job namelijk geen enkele vraag en trokken alleen conclusies op basis van wat ze zagen: dat Job enorm veel pijn had (Job 2:11-13; 30:30).

 Uiteindelijk startte Job zelf het gesprek maar. Met woorden vol pijn vervloekte hij de dag dat hij was geboren. En hij vertelde waarom hij zo verdrietig was. Hij dacht dat God de oorzaak van zijn ellende was (Job 3:1, 2, 23). Hoewel Job God nog steeds trouw bleef, had hij wanhopig behoefte aan troost. Maar toen zijn vrienden begonnen te praten, besefte Job al gauw dat het beter was geweest als ze hun mond hadden gehouden! (Job 13:5)

 Elifaz, mogelijk de oudste van de drie en een stuk ouder dan Job, was de eerste die reageerde. Later volgden de andere twee domweg zijn manier van redeneren. Sommige dingen die ze zeiden klonken misschien onschuldig. Zo spuiden ze wat algemeenheden over God, zoals dat God machtig is, slechte mensen straft en goede mensen beloont. Maar meteen al hadden hun woorden een harde ondertoon. Elifaz gebruikte simplistische logica om te suggereren dat als God goed is en slechte mensen straft, Job wel iets slechts gedaan moest hebben. Het was immers overduidelijk dat Job werd gestraft (Job 4:1, 7, 8; 5:3-6).

 Maar Job liet zich dat niet zomaar zeggen. Krachtig ging hij tegen die redenatie in (Job 6:25). Maar de drie raadgevers raakten er alleen maar meer van overtuigd dat Job zich stiekem schuldig had gemaakt aan een of andere ernstige zonde; hij moest alle nare dingen die hem overkwamen wel verdiend hebben. Elifaz beschuldigde Job ervan dat hij hoogmoedig en slecht was en dat hij geen ontzag voor God had (Job 15:4, 7-9, 20-24; 22:6-11). Zofar zei dat Job moest stoppen met slechte dingen doen en niet zo moest genieten van het slechte (Job 11:2, 3, 14; 20:5, 12, 13). En Bildad ging wel heel erg ver. Hij suggereerde dat Jobs zoons een of andere zonde begaan moesten hebben en dus hun dood verdiend hadden! (Job 8:4, 13)

Drie van Jobs vrienden gaven hem geen troost, maar maakten het hem alleen maar moeilijker

Trouw aan God in twijfel getrokken

 Die misleide mannen gingen nog een stap verder. Ze trokken niet alleen Jobs trouw in twijfel, maar het hele concept van trouw aan God! Elifaz begon te vertellen over een angstaanjagende ontmoeting met een geest. Na die demonische ervaring trok hij de volgende onjuiste en gevaarlijke conclusie: God ‘heeft geen vertrouwen in zijn dienaren en bij zijn engelen ontdekt hij fouten’. Volgens die uitspraak kunnen mensen Gods goedkeuring niet krijgen. Later beweerde Bildad dat het God niets kon schelen of Job trouw aan hem was, net zoals de trouw van een made hem niets zou interesseren! (Job 4:12-18; 15:15; 22:2, 3; 25:4-6)

 Heb jij weleens geprobeerd om iemand te troosten die het heel moeilijk had? Dat is niet makkelijk. Maar je kunt veel leren van Jobs vrienden — vooral wat je niet moet zeggen. In hun eindeloze stroom van hoogdravende woorden en foute logica noemden ze Job niet één keer bij zijn naam! Ze schonken geen aandacht aan Jobs grote verdriet en zagen er niet de noodzaak van in voorzichtig met hem om te gaan. a Dus als iemand van wie je houdt verdrietig is, probeer dan op een warme, lieve en vriendelijke toon tegen hem te praten. Probeer zijn geloof op te bouwen en versterk hem. Help hem om steun te zoeken bij God en te vertrouwen op zijn liefde, barmhartigheid en gerechtigheid. Dat zou Job voor zijn vrienden hebben gedaan als hij in hun schoenen had gestaan (Job 16:4, 5). Hoe ging hij om met al hun aanvallen op zijn integriteit?

Job bleef standvastig

 Die arme Job was de wanhoop al nabij toen die lange discussie nog maar amper begonnen was. Vanaf het begin gaf hij toe dat zijn woorden soms ‘in het wilde weg’ waren gesproken en dat het ‘woorden van een wanhopige’ waren (Job 6:3, 26). Je kunt wel begrijpen waarom. Uit zijn woorden blijkt hoeveel verdriet hij had en dat hij niet begreep wat er aan de hand was. Omdat alles wat hem was overkomen zo plotseling was gebeurd en zelfs bovennatuurlijk leek, nam Job aan dat Jehovah de oorzaak was. Er waren belangrijke gebeurtenissen waar Job niets vanaf wist, dus baseerde hij sommige van zijn conclusies op verkeerde aannames.

 Toch was Job echt een man van geloof. Zijn geloof proef je duidelijk uit veel van wat hij zei — woorden die waar zijn, mooi en versterkend voor ons in deze tijd. Toen hij het over de prachtige wonderen van de schepping had, beschreef hij dingen die geen mens zonder Gods hulp had kunnen weten. Hij zei bijvoorbeeld dat Jehovah ‘de aarde ophangt aan niets’, een feit waarvan wetenschappers pas eeuwen later op de hoogte waren (Job 26:7). b En toen Job sprak over zijn hoop voor de toekomst, sprak hij over een overtuiging die andere mannen van geloof ook hadden. Job geloofde dat als hij zou komen te overlijden, God aan hem zou denken, hem zou missen en hem uiteindelijk weer tot leven zou wekken (Job 14:13-15; Hebreeën 11:17-19, 35).

 En hoe zat het met het concept van trouw aan God? Elifaz en zijn twee vrienden bleven beweren dat het God koud liet of mensen hem nu wel of niet trouw waren. Slikte Job die bewering? Absoluut niet! Job beweerde stellig het tegenovergestelde. Vol vertrouwen zei hij over Jehovah: ‘Hij zal zien dat ik trouw ben’ (Job 31:6). Verder was het voor Job duidelijk dat de onjuiste beweringen van zijn zogenaamde vertroosters eigenlijk gewoon een aanval waren op zijn integriteit. Dat bracht hem ertoe om te beginnen aan zijn langste toespraak, een die uiteindelijk de drie mannen de mond snoerde.

 Job begreep dat bij zijn trouw aan God zijn dagelijkse leven betrokken was. Daarom verdedigde hij zijn manier van leven. Hij zei bijvoorbeeld dat hij alle vormen van afgoderij meed, dat hij anderen vriendelijk en met waardigheid behandelde, dat hij moreel rein was, dat hij zijn huwelijk koesterde en bovenal, dat hij loyaal toegewijd was aan de enige ware God, Jehovah. Daarom kon Job met heel zijn hart zeggen: ‘Tot aan mijn dood zal ik trouw blijven!’ (Job 27:5; 31:1, 2, 9-11, 16-18, 26-28)

Job bleef God trouw

Volg het geloof van Job na

 Heb jij dezelfde kijk op trouw als Job? Het is een woord dat je makkelijk gebruikt, maar Job wist dat trouw aan God niet alleen maar een kwestie was van woorden. Je laat zien dat je God volledig toegewijd bent door hem te gehoorzamen en in je dagelijkse leven te doen wat juist is in zijn ogen, zelfs als je het moeilijk hebt. Als je op die manier leeft zul je, net als Job, Jehovah blij maken en niet doen wat Satan wil. Er is geen betere manier waarop je het geloof van Job kunt navolgen!

 Maar Jobs verhaal is nog lang niet afgelopen. Hij was uit zijn evenwicht geraakt en zo opgegaan in het verdedigen van zijn eigen rechtvaardigheid dat hij vergeten was om voor zijn God op te komen. Hij moest gecorrigeerd worden en geholpen worden de dingen te bezien zoals Jehovah ze bezag. Ook had hij nog steeds heel veel pijn en verdriet en enorm veel behoefte aan echte troost. Wat zou Jehovah doen voor deze trouwe man van geloof? Dat zal worden besproken in een volgend artikel in deze serie.

a Vreemd genoeg dacht Elifaz dat hij en zijn vrienden vriendelijk waren voor Job, misschien omdat ze hun stem niet verhieven (Job 15:11). Maar ook dingen die zachtjes worden gezegd, kunnen wreed en kwetsend zijn.

b Voor zover bekend begonnen wetenschappers zo’n 3000 jaar later de theorie te aanvaarden dat de aarde op niets rust. Pas toen er vanuit de ruimte foto’s werden genomen, werd bewezen dat Jobs woorden kloppen met de werkelijkheid.